NOS Nieuws•
“Ik werd door Ebru Umar gebeld. Ze zei: ‘Het gerucht gaat dat er een Amsterdammer is vermoord in de Linnaeusstraat. Ik ben zo bang dat het Theo is, ik weet het bijna zeker.’ Ik deed meteen de tv aan. Toen ben ik onder de douche gaan staan en heb ik ongelooflijk gehuild en gevloekt.”
Dat vertelt Yoeri Albrecht, directeur van het Amsterdamse debatcentrum De Balie. Gisteren ging het daar, twintig jaar na de moord op Theo van Gogh, over de nalatenschap van de filmmaker en columnist, en de staat van het vrije woord.
Op klaarlichte dag
Op 2 november 2004 om rond 08.30 uur werd regisseur en columnist Van Gogh van zijn fiets geschoten door de geradicaliseerde moslim Mohammed B. Hij sneed vervolgens de keel van Van Gogh door en liet een aan een mes geregen dreigbrief op zijn lichaam achter, gericht aan toenmalig VVD-Kamerlid Ayaan Hirsi Ali. Die bracht eerder dat jaar met Van Gogh de islamkritische documentaire Submission uit.
De laatste woorden van Van Gogh waren: “Genade, genade, we kunnen er toch over praten?” In diezelfde Linnaeusstraat waar hij twintig jaar geleden werd vermoord is vandaag een herdenking. Ook op het Leidseplein wordt de filmmaker herdacht.
Door zijn gewelddadige dood wordt Van Gogh door velen gezien als een icoon van het vrije woord. In een tv-interview zei Van Gogh ooit: “Zo gauw vrijheid van meningsuiting wordt ingeperkt is het afgelopen met het gezonde publieke debat.” Hoe staat het er nu voor, twintig jaar na dato?
‘Vertrut’
“Sommige dingen zijn hetzelfde gebleven”, zei Balie-directeur Albrecht gisteren tijdens het debat. “Het is nog steeds levensgevaarlijk om iets over de islam te zeggen. Als kunstenaar of als opiniemaker.”
Theo van Gogh was kritisch op de islam. Zo zei hij dat hij het geloof beschouwde als de “grootste vijand die we hebben, met name de fundamentalistische vleugel daarvan”. Hij vond dat je je daar niet hard genoeg tegen kon verzetten. “Ik begrijp niet waarom ik wel het christendom belachelijk zou mogen maken en niet de islam”.
Albrecht vindt dat het politieke debat nu een stuk pluriformer is dan twintig jaar geleden. “Je hebt op dit moment zelfs PVV-ministers, je hebt veel meer stemmen in de Tweede Kamer, je hebt veel meer kanten in het debat.”
Toch vindt hij de discussie ook “vertrut”, aan zowel de linker- als de rechterkant van de politiek. “Er heerst een gedachtepolitie. Iedereen moet op zijn tellen passen of je wel de juiste woorden gebruikt en of je niet verkeerde verlangens hebt.”
Tegen lelijke woorden of lelijke ideeën zet je betere woorden of betere ideeën in.
JA21-senator Annabel Nanninga was ook aanwezig in De Balie. Ze benadrukte dat je in haar ogen alles mag zeggen wat je wil. “Als mensen daar beledigd door zijn dan is dat hun probleem”, aldus Nanninga. “Je hebt het recht van het vrije woord. Je hebt niet het recht om niet gekwetst te worden.”
Van Gogh was een provocateur. Hij noemde moslims onder meer “geitenneukers”. “Hoe walgelijk je het ook vindt wat iemand zegt, geweld is in onze democratie en rechtsstaat taboe”, zegt Ahmed Marcouch, tegenwoordig burgemeester van Arnhem. In 2002 was de PvdA’er bestuurder en woordvoerder van de Unie van Marokkaanse Moskeeën in Amsterdam en Omstreken (UMMAO). “Tegen lelijke woorden of lelijke ideeën zet je betere woorden of betere ideeën in.”
Nieuwsuur maakte eerder deze video over Van Gogh, toen de biografie over de filmmaker en columnist uitkwam:
Voor Theo van Gogh ging het vrije woord voor alles
Job Cohen, die in 2002 burgemeester van Amsterdam was, herinnert zich nog goed hoe een korpschef hem twintig jaar geleden vertelde over de moord, vertelt hij in het NOS Radio 1 journaal. “Het is een van de weinige keren in mijn leven dat ik onmiddellijk kippenvel kreeg, ik kan het nog voelen.”
Fan was hij niet van Van Gogh. “Als ik het vriendelijk uitdruk: het was mijn vriend niet. Ik vond het een nare en over het algemeen ook rare vent.” Cohen vond dat de filmmaker aan de ene kant walgelijke dingen kon zeggen. “Maar aan de andere kant kon hij ook ongelooflijk lief, aardig en charmant zijn.”
Op de dag van de moord werd ’s avonds op de Dam een ‘lawaaiprotest’ gehouden. Cohen was daar een van de sprekers, net als toenmalig minister voor Integratie Rita Verdonk. “Ik had het gevoel, en dat begreep ik ook heel goed”, zegt Cohen, “dat die volgestroomde Dam behoorlijk vijandig was in mijn richting. Ze dachten allemaal van: ‘Godverdomme, dat heb jij allemaal laten gebeuren’.” De moord noemt hij schandelijk en verschrikkelijk. “Een aantasting van het vrije woord.”
Twintig jaar geleden speelde het internet nog een beperkte rol. Sociale media waren er nog amper. Theo van Gogh publiceerde zijn columns al wel online, op zijn website Een gezonde roker. Kranten en tijdschriften wilden hem geen ruimte meer geven vanwege zijn provocerende uitspraken. Cohen: “Er zijn mensen die zeggen: als Theo van Gogh nu had geleefd zou hij de keizer van sociale media zijn.”