NOS Nieuws•
-
Lennart Bloemhof
redacteur Online
-
Lennart Bloemhof
redacteur Online
Bijna 160 doden, een gapend gat in de dijk en een dorp dat zo’n beetje van de grond af opnieuw moest worden opgebouwd. Het is vandaag exact tachtig jaar geleden dat geallieerde bommenwerpers een bres sloegen in de dijk bij het Zeeuwse dorp Westkapelle, waarmee de zogenoemde inundatie (onderwaterzetting) van Walcheren begon.
In het Zeeuwse dorp werd vanochtend stilgestaan bij het verwoestende bombardement, waarbij zo’n 10 procent van de inwoners van het dorp omkwam. Kinderen van twee basisscholen gooiden ‘bommen’ met daarin zaden van klaprozen en vergeet-me-nietjes op de dijk, symbolisch voor een nieuw begin. De herdenking vond plaats op een steenworp afstand van dijk- en oorlogsmuseum Polderhuis, dat al jaren de jeugd meeneemt in de oorlogsgeschiedenis van Westkapelle.
Dat is volgens de bedrijfsleider van het museum, Ivo van Beekhuizen, cruciaal in een tijd waarin er steeds meer aandacht komt voor ook de gevolgen van de geallieerde oorlogsacties. Tegelijk worden de verhalen uit de eerste hand hierover steeds schaarser. “Maar het maakt nog altijd veel los bij mensen hier”, zegt Van Beekhuizen over de impact van het bombardement op Westkapelle, acht decennia later. “Er is bijna geen enkele familie ongeschonden uitgekomen. Iedereen kende wel iemand die was overleden.”
Ruim 250 bommenwerpers
De Britten besloten tot het bombardement na de inname van de haven van Antwerpen, een maand eerder. Die haven was cruciaal voor de aanvoer van troepen, voorraden en materieel. Maar omdat de Duitsers de Nederlandse kant van de Schelde in handen hadden, kon de haven niet gebruikt worden.
Vervolgens werd besloten Walcheren onder water te zetten door de dijken te bombarderen, om de Duitse stellingen op het schiereiland zo uit te schakelen. De zeewering bij Westkapelle werd aangestipt als eerste doelwit.
Aan het begin van de middag, op 3 oktober 1944, waren de eerste van zo’n 250 Britse Lancaster-bommenwerpers te zien die uiteindelijk meer dan twee uur de dijk onder vuur namen. Aan het einde van de middag waren de dijk en Westkapelle door de bommenregen en het zeewater verwoest.
Het grootste drama speelde zich af in de kelder van een molen, waar 47 dorpsbewoners schuilden voor de bombardementen. De molen werd bij het bombardement verwoest. Door het puin konden mensen de molen niet verlaten, terwijl de kelder volliep met water. Slechts drie mensen wisten aan het water te ontsnappen.
Museumbedrijfsleider Van Beekhuizen merkt dat ooggetuigen nog altijd moeite hebben om te praten over het bombardement en de nasleep. “Mensen moesten vluchten. Ze waren hun huis en familie kwijt. Alles stond onder water en het water had vrij spel. Het voelde allesbehalve als de bevrijding en na de oorlog kregen mensen vervolgens niet de tijd om al die oorlogstrauma’s te verwerken.”
Zo was het gat in de dijk pas ruim een jaar later gedicht en was landbouwgrond lang onbruikbaar door verzilting van de grond door het Noordzeewater. Van Beekhuizen: “Men moest dus wel door, pas in 1964 was de laatste noodwoning hier leeg. Daarom gaat er soms een beerput open bij mensen die het hebben meegemaakt. Ze worden herinnerd aan dingen waar ze eigenlijk nooit meer over willen praten.”
Toch is er niemand in Westkapelle die met wrok richting de Britten terugkijkt op het bombardement, zegt Van Beekhuizen. “Ze rekenen het de geallieerden niet aan, want uiteindelijk was de situatie ontstaan door de Duitse bezetter.”
Ondertussen merkt hij met name bij jongeren enthousiasme om over de eigen geschiedenis te leren, vooral via persoonlijke verhalen. Hij merkt het zelf als hij rondleidingen geeft en daarbij het verhaal van zijn oma vertelt, die het bombardement meemaakte.
“Zij schuilde in een sloot bij de vuurtoren, omdat haar vader wist dat die minder snel onder vuur zou worden genomen als oriëntatiepunt voor de bommenwerpers. Tijdens het bombardement keek ze af en toe over de rand van een sloot. Ze zag met eigen ogen hoe brokken klei zo groot als autobussen rondvlogen en daken van huizen werden getrokken. Dat soort verhalen maken indruk.”
Meerdere kanten
Stef Traas is directeur van het Bevrijdingsmuseum Zeeland, in Nieuwdorp. Ook hij ziet zo’n behoefte aan persoonlijke verhalen bij zijn bezoekers. Het is volgens hem de beste manier om de herinnering aan de oorlog levend te houden en tegelijk mee te geven dat aan oorlogsverhalen meerdere kanten zitten.
“We krijgen in ons museum ook veel Duitse bezoekers. Van hen krijgen we vaak tevreden reacties op hoe het museum is opgezet, omdat we ook de persoonlijke verhalen van Duitse militairen vertellen. Dat waren ook vaak gewoon jonge jongens die verplicht werden uitgezonden, en niet even konden zeggen dat ze daar geen zin in hadden.”
Ivo van Beekhuizen van het Polderhuis hoopt nog veel persoonlijke verhalen op te tekenen voor zijn museum, nu die verhalen er nog zijn. Zo ontmoette hij in mei nog een 99-jarige RAF-vliegenier die op 17 oktober 1944 betrokken was bij het tweede bombardement op de dijk van Westkapelle.
“Dat was erg speciaal, ook gezien mijn eigen familiegeschiedenis”, zegt hij. “Eigenlijk is het jammer dat er nu steeds meer behoefte ontstaat aan dit soort verhalen uit de eerste hand, nu die verhalen er bijna niet meer zijn of mensen ze niet meer willen vertellen.”
Geïnteresseerd in de Tweede Wereldoorlog? Abonneer je dan hier op onze nieuwsbrief.