In samenwerking met
Omroep Zeeland
NOS Nieuws•
Biologen maken zich zorgen over de opmars van de geaderde stekelhoren. De van origine Aziatische roofslak plant zich nu ook in de Noordzee voort. Hij kan een grote bedreiging vormen voor mosselen, oesters en andere schelpdieren als hij in de Oosterschelde terechtkomt.
“Het is oppassen geblazen”, waarschuwt marien bioloog Arjan Gittenberger bij Omroep Zeeland. De NVWA spreekt over een “beruchte predator” en adviseert onderzoek.
Het probleem is dat de geaderde stekelhoren leeft van mosselen, oesters of andere schelpdieren. Jonge exemplaren van de slak boren gaatjes in de schelpen van hun prooi en zuigen de inhoud leeg. Oudere dieren omhullen de prooi totdat de schelp opengaat of slikken de schelp met inhoud en al naar binnen.
“Dat is zo zonde van de biodiversiteit”, aldus Gittenberger. “Deze roofslak heeft al zoveel schade aangericht. In de Zwarte Zee heeft hij al hele schelpdiersoorten uitgeroeid.”
Feloranje mondopening
Het oorspronkelijke leefgebied van de geaderde stekelhoren (Rapana venosa) ligt in het noordwesten van de Grote Oceaan, ruwweg tussen Rusland en Taiwan. Maar de tot twaalf centimeter grote exoot met de stekels op zijn huis en de feloranje mondopening komt sinds meer dan zestig jaar ook voor in de Zwarte Zee. Vandaaruit lijkt de slak zich verder te verspreiden in Europa. In 2005 werd het eerste exemplaar uit de Noordzee gevist.
Negentien jaar geleden was dat geen reden tot zorg. De NVWA ging er toen van uit dat de roofslak zich in de Noordzee niet kon voortplanten.
Nu is dat anders. “In 2024 zijn er drie clusters met ei-kapsels gevonden die op een wrak in de Noordzee waren afgezet. Dit is een sterke aanwijzing dat de geaderde stekelhoren zich inmiddels wel in de Noordzee kan voortplanten en mogelijk schade schade aan de Nederlandse schelpdierpopulaties toe kan gaan brengen”, schrijft de NVWA nu.
De autoriteit adviseert het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om onderzoek te doen naar de mogelijke consequenties van deze roofslak voor Nederlandse schelpdierpopulaties.
Oosterschelde
Veruit de meeste oesters, mosselen, scheermessen en andere consumptieschelpen in Nederland worden gekweekt in de Oosterschelde, het Grevelingenmeer en het Veerse Meer. Dat is allemaal water dat in directe verbinding tot de Noordzee staat.
Toch is het de vraag of de roofslak zich thuis zal voelen in de Zeeuwse wateren, zegt bioloog Gittenberger. De temperatuur kan flink schommelen: in de winter is het Oosterscheldewater relatief fris, in de zomer juist relatief warm. Volgens Gittenberger kan de geaderde stekelhoren slecht tegen dat soort temperatuurwisselingen en voelt het weekdier zich meer thuis in Noordzeewater, dat constanter van temperatuur is.
Maar zelfs als de geaderde stekelhoren door de Oosterscheldekering glipt is er nog geen man overboord, stelt Gittenberger. “We kunnen het roofdiertje in een vroeg stadium met kooien en sleepnetten van de bodem vissen. Desnoods duiken we ze op.”