NOS Nieuws•
-
Wessel de Jong
verslaggever
-
Wessel de Jong
verslaggever
Op een verlaten industrieterrein buiten een middelgrote Oekraïense provinciestad staat een enkele auto geparkeerd. Meteen is het duidelijk: die wacht ons op.
De chauffeur keert zijn voertuig, wij volgen. Tussen de kapotte, duistere fabriekshallen staat een aantal wagens geparkeerd, gewone personenauto’s, allemaal van militairen.
We gaan op bezoek in een legerhoofdkwartier vanwaaruit de strijd rond Pokrovsk in de felbevochten provincie Donbas in Oost-Oekraïne wordt geleid. De stad waarvan al maanden wordt gezegd dat die ieder moment kan vallen.
Oprukkende Russen
Bij de ingang staat: telefoon in vliegtuigmodus. Telefoons zijn de grootste verraders in deze oorlog. Het gaat om een relatief nieuw hoofdkwartier dat op wat grotere afstand van Pokrovsk is geplaatst, voor het geval de stad verder in het nauw komt door de oprukkende Russen. En dat gebeurt, zo zullen we zelf meemaken in de komende uren.
Het hoofdkwartier bevindt zich onder een voormalig defensiebedrijf. Die werden in de Sovjettijd allemaal voorzien van zware schuilkelders, zodat ze altijd konden blijven produceren. Dat komt nu van pas. De inrichting van de kelder is nog in volle gang.
Er klinkt een schreeuw van achter een wand van blauw plastic. Een teken dat we welkom zijn in het kloppend hart van het hoofdkwartier. Er gaat een gordijn omhoog en dan staan we plotseling in een ruimte vol beeldschermen en computers.
Bevelen en scheldwoorden
De commandant van het 91e antitankbataljon schudt ons stevig de hand. Nazari Kisjak duikt meteen weer achter zijn microfoon, waarin hij bevelen en scheldwoorden tettert. Het zijn veel codes en militair jargon.
Ik begrijp dat Kisjak een groepje ‘pideri’ wil laten beschieten. Pideri is slang voor pedofielen, waarmee de luitenant-kolonel Russen bedoelt. Kisjak praat het hardst van iedereen. Er is geen twijfel: hij is hier de baas.
Kisjak: “Pokrovsk, hier wordt nu het hardst gevochten. Überhaupt van de hele oorlog. Ook op andere fronten wordt hard gevochten. Maar hier zet de vijand de meeste infanteristen in, die we allemaal moeten vermoorden.”
-
NOS
De Oekraïense commandant Nazari Kisjak in het controlecentrum -
NOS
Beelden van een Oekraïense droneaanval -
NOS
Verslaggever Wessel de Jong in gesprek met een dronepiloot in het commandocentrum -
NOS
Commandant Kisjak trekt zijn kogelvrije vest aan
Op de beeldschermen met dronebeeld is duidelijk te zien hoe de bemanningsleden van twee Russische pantservoertuigen zich klaarmaken voor vertrek, ergens in een kapotgeschoten dorpje. Vanuit het niets duikt er een groepje soldaten op dat zich opstelt, strak achter de twee de zogeheten BMP’s. Dan zet de formatie zich in beweging, richting Oekraïners.
“De vijand neemt ons in de tang. Ze proberen een dorp te omsingelen. Wij willen de situatie stabiliseren en een tegenaanval doen.
“Onze jongens trekken zich niet terug. Maar de vijand heeft twee groepen stormtroepen, die blijven maar komen. Ze vallen, ze sterven en de anderen gaan toch weer verder,” legt Kisjak uit, als hij zich even wegdraait van de schermen.
De vijand blijft komen, omdat hij met zoveel meer is. Hij heeft een groot voordeel, maar dat is niet beslissend, omdat het klunzen zijn.
Ondertussen kijken we naar de resultaten van een eerdere aanval vanochtend. De camera zoomt in op twee Russen. Het onderbeen van de ene ligt een meter verderop. De andere beweegt nog een beetje met zijn arm.
Een drone werpt een granaat op hem. Mij is eerder uitgelegd dat dit geen sadisme is. De overtuiging hier is: een nog levende Rus trekt weer nieuwe Russen aan. Kisjak: “De vijand blijft komen, omdat hij met zoveel meer is. Hij heeft een groot voordeel, maar dat voordeel is niet beslissend, omdat het klunzen zijn.”
“We hebben in onze sector nog geen grote doorbraak gehad. Ze gooien hun hele hoeveelheid kanonnenvlees naar voren. We zijn met minder, maar we moeten blijven staan. Anders is morgen Dnipro en overmorgen Kyiv aan de beurt.”
Op de nullijn
Ondertussen zit een groepje van zijn mannen flink in de verdrukking, in een bosrand. Op de aanstormende Russen stuurt Kisjak drones af en hij organiseert artillerievuur: “Ja, ze zitten daar, maar je kunt er werken.” Aan de andere kant van de lijn zit een artillerist die bang is om zijn eigen kameraden overhoop te schieten.
Kisjak is er niet de man naar om af te wachten in zijn stoel. Resoluut staat hij op. Pakt zijn scherfvest en trekt het over zijn hoofd, over zijn zwarte t-shirt. Aan uniformen wordt in dit hoofdkwartier niet zo gehecht. “Ik ga mijn mannen steunen, op de nullijn,” zoals de Oekraïners de voorste linie van de eigen troepen noemen.
Later op de dag wordt duidelijk, dat de twee dorpjes die de Russen aanvielen ten zuidwesten van Pokrovsk toch gevallen zijn, ondanks de fysieke aanwezigheid van de commandant. En zo sluit het net rond deze stad zich weer een stukje verder.