NOS Nieuws••Aangepast
In Nederland is bijna 18 procent van de mensen van 15 jaar en ouder lhbtqia, oftewel lesbisch, homoseksueel, bi-plus, transgender, queer, intersekse of aseksueel. Dat is de inschatting van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van een groot bevolkingsonderzoek dat het bureau vorig jaar uitvoerde.
Het is voor het eerst dat het CBS met cijfers komt over deze groepen. Vandaag is Coming-Outdag, de dag waarop wereldwijd aandacht wordt besteed aan het uit de kast komen.
Meeste mensen ‘bi-plus’
Zo’n 2,7 miljoen mensen zijn lhbtqia, zegt het CBS. Van hen zijn 272.000 mannen homoseksueel en 106.000 vrouwen lesbisch.
Verder zijn er bijna 1,7 miljoen mensen die volgens het CBS bi-plus zijn. Zij voelen zich aangetrokken tot meer dan één gender, een groep waarvoor vroeger de term biseksueel werd gebruikt.
In het CBS-onderzoek werd gevraagd naar aantrekkingskracht. Vrouwen die antwoordden dat zij “vooral op mannen” of “vooral op vrouwen” vallen, worden ook gerekend tot bi-plus, net als mannen die antwoordden dat zij “vooral op vrouwen” of “vooral op mannen” vallen.
Daarnaast zijn ongeveer 151.000 mensen transgender. Een derde van hen identificeert zich als non-binair of genderqueer. Zij identificeren zichzelf niet als man of vrouw, maar kunnen zich wel aangetrokken voelen tot iemand met hetzelfde fysieke geslacht of een ander geslacht.
Volgens de onderzoekers wonen lhbtqia’ers relatief vaak in grote steden en zijn ze jonger dan de gemiddelde Nederlander.
Dat bi-plus veruit de grootste groep is binnen de regenbooggemeenschap, komt niet als een verrassing voor Sara Verlee, projectleider community bij Bi+ Nederland. De bi-plus-gemeenschap is volgens haar niet alleen de grootste groep, maar ook de meest onzichtbare.
Die onzichtbaarheid heeft volgens Verlee te maken met de ‘monoseksuele norm’. “Dat is de verwachting dat je maar op één geslacht kan vallen. Als je een vrouw op straat hand in hand ziet lopen met een man, denken veel mensen automatisch dat zij hetero is. Maar ze kan natuurlijk óók op vrouwen vallen.”
Daarnaast vallen bi-plussers volgens Verlee mogelijk minder op omdat ze in het dagelijks leven vaak een ander label gebruiken. Mensen nemen je namelijk niet altijd serieus als je zegt dat je bi-plus bent, legt ze uit. “Soms hoor je dat het een fase is, of mensen zeggen dat het niet bestaat.”
‘Doen alsof je hetero bent’
Verlee, zelf ook bi, voelde zich alleen toen ze haar geaardheid ontdekte. Ze zocht naar aansluiting in de regenbooggemeenschap, maar vond die daar niet direct. “Over nare ervaringen werd soms gezegd: bij jou is het niet zo erg, want je kan altijd nog doen alsof je hetero bent.” Bij de organisatie Bi+ Nederland voelde ze zich wel geaccepteerd.
Het is goed dat het CBS-onderzoek nu onderstreept dat de bi-plus-groep de grootste is binnen de lhbtqia-gemeenschap, vindt Verlee. “Dan kan de groep de aandacht krijgen die deze verdient.”