NOS Nieuws•
-
Noor de Kort
redacteur Online
-
Noor de Kort
redacteur Online
“Gerrie, zul je bij mamma blijven en niet stout wezen hoor, want ik ben weer gauw thuis”, staat op het briefje dat Bartus Lubbersen eind 1944 nog snel uit de trein op weg naar Duitsland gooide. Maar hij kwam niet meer thuis. Bartus kwam op 19 december datzelfde jaar om in concentratiekamp Neuengamme.
Vandaag is het tachtig jaar geleden dat de Duitse bezetter in het Gelderse dorp Putten een grote razzia hield. Bartus en meer dan 600 andere mannen werden opgepakt en uiteindelijk afgevoerd naar concentratiekampen in Duitsland. Slechts 48 mannen kwamen na de oorlog terug.
De razzia op 1 oktober 1944 was een wraakactie voor een aanslag die het verzet in de nacht daarvoor had gepleegd op een auto van de Wehrmacht, aan de rand van Putten. Een Duitse officier en een verzetsman kwamen daarbij om het leven.
Bartus werkte als garagehouder in Putten en was een vrolijke man, weet zijn inmiddels 89-jarige dochter Gerrie Zeegers-Lubbersen nog. Zij – enig kind – speelde vaak in de garage als hij auto’s repareerde. “Hij zong dan. Het was een fijn gezin, we hadden het goed. In één klap is dat weg, hè.”
De 9-jarige Gerrie voelde wel dat er iets mis was toen er op 1 oktober aan het begin van de middag een Duitser voor de deur stond. Bartus, zijn vrouw en dochter moesten mee, net als veel andere gezinnen in het dorp. “We moesten mee om een persoonsbewijs te laten zien. Als je thuisbleef, werd je doodgeschoten.”
“Ik weet nog dat mijn vader warme kleren aantrok, een coltrui. Ik snapte niet wat er ging gebeuren.” De mannen werden verzameld in de school, de vrouwen en kinderen in de kerk ernaast. “Ik liep tussen mijn ouders in, en werd met een geweerkolf van mijn vader afgehaald.” Met haar moeder ging Gerrie de kerk in, waar soldaten met mitrailleurs rondliepen tussen de huilende moeders en kinderen. “Ik verstond geen Duits natuurlijk, het was heel angstig.”
Toen het donker werd, mochten de vrouwen en kinderen naar huis, op voorwaarde dat ze de volgende dag zouden terugkomen met eten voor de mannen, die wel werden vastgehouden. Met alle andere vrouwen moesten Gerrie en haar moeder de volgende dag in een grote kring op het kerkplein staan. “Ik weet nog precies waar ik stond. We moesten het eten afgeven, en er werd gezegd dat we voor 16.00 uur het dorp uit moesten zijn.” In de uren daarna staken Duitse soldaten meer dan honderd huizen in brand.
Gerrie en haar moeder vluchtten met de buurvrouw en haar kinderen naar Ermelo, een paar kilometer verderop. Daar brachten ze met dorpsgenoten de nacht door op de grond van een grote boerderij. De volgende dag gingen Gerrie en haar moeder terug naar Putten. “Kijken of het huis er nog stond. Dat was gelukkig zo.”
Naar kamp Amersfoort
Ondertussen was Gerries vader met de andere mannen afgevoerd naar kamp Amersfoort. Haar oma, de moeder van Bartus, was een van de laatsten die hem in Putten zagen. “Zij woonde aan de stationsstraat, keek uit het raam en zag hem daar lopen met de andere mannen. Dat was natuurlijk een hele shock.”
De rest van de oorlog hoorden Gerrie en haar moeder niks. Een paar dorpsgenoten ontdekten na de bevrijding dat de mannen waren omgekomen in kampen. Op 10 mei 1945 maakte de dominee dat bekend in de kerk. “Iedereen moest huilen. Mijn tante lag overstuur op de grond, haar man was ook weggevoerd.”
Uit documenten bleek later dat Bartus na de razzia nog maar twee maanden geleefd had. Na zo’n twee weken in kamp Amersfoort was hij op transport gezet naar Neuengamme. Daar was hij volgens de overlijdensakte op 33-jarige leeftijd overleden aan een longontsteking.
Het briefje voor zijn dochter had Bartus onderweg naar Neuengamme bij Oldenzaal uit de trein gegooid. Gerrie en haar moeder kregen dat pas na de bevrijding. “Echt een lief briefje, dat is me wel dierbaar.”
‘Nare maand’
Tachtig jaar later is oktober voor Gerrie “nog altijd een nare maand”. Ze vindt het moeilijk dat haar vader geen eigen graf heeft. Voor de omgekomen Puttense mannen is er in Neuengamme alleen een gedenksteen.
Daarom besloot Gerrie twintig jaar geleden, toen haar moeder overleed, om ook de naam van haar vader op de grafsteen te zetten. “Nu heeft hij weer een naam.”