NOS Nieuws•
-
Anna Mees
redacteur Binnenland
-
Anna Mees
redacteur Binnenland
Hun Joods-psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch werd tijdens de Tweede Wereldoorlog eerst als relatief veilig gezien, maar in de nacht van 21 op 22 januari 1943 werden toch 1131 Joodse patiënten en medewerkers afgevoerd naar het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. De meesten van hen werden daar direct vermoord.
Om de herinnering levend te houden en meer mensen met deze gruwelijke geschiedenis kennis te laten maken, wordt vanavond een vernieuwd herinneringscentrum geopend.
Lida Kropveld was een van de slachtoffers. Ze had een licht verstandelijke beperking en woonde als driejarige een paar maanden in de instelling. “De familie dacht: ‘Dat Apeldoornsche Bosch, dat halen ze toch niet leeg? Wat moeten ze met al die achterlijke mensen? Die kunnen toch niet werken'”, vertelt haar zusje Jetty Kropveld. “Want werken was het idee. Dat ze vermoord zouden worden, wisten ze niet. En het onvoorstelbare kun je je niet voorstellen.”
De zuster had Lida lekker warm aangekleed. Ze gingen naar een koud land en het was januari.
Er ontstonden geruchten dat Het Apeldoornsche Bosch ontruimd zou worden. Vader en moeder Kropveld probeerden direct naar de instelling te gaan om hun dochter op te halen.
Jetty hoorde dit decennia later van haar moeder, die ze als psychologiestudent interviewde. “Mijn moeder vertelde dat ze op het perron in Apeldoorn zagen dat alle patiënten al weg waren en dat de Joodse zusters en dokters door SS’ers in uniform naar de goederenwagons werden gedreven.
Haar moeder vroeg aan een verpleegkundige of ze Lida Kropveld kende. “De zuster zei dat ze haar goed kende en dat ze altijd van die mooie kleertjes had. Ze had Lida lekker warm aangekleed, dat bruine pakje met een slobberbroek met borduursels erop, want ze gingen naar een koud land en het was januari.”
Er werd altijd gezegd dat ik dat meisje op de foto’s was.
Toen ze dat hoorde, wist moeder Kropveld dat ze haar kind niet meer terug ging zien, vertelt dochter Jetty. In huize-Kropveld werd er maar weinig over Lida gesproken. Sterker nog, dat gebeurde zelfs niet als Jetty naar het album met foto’s van Lida keek. “Er werd altijd gezegd dat ik dat was.”
Pas op haar tiende hoorde Jetty dat het meisje op de foto’s Lida was, het zusje dat ze nooit had gekend. “Het was nogal ontluisterend toen ik daarachter kwam. Ik vond het bedrog, gemeen, niet eerlijk, was teleurgesteld. Mijn moeder zei: ‘Het was maar beter om dat te zeggen, je was nog zo klein’.”
Jetty werd in de hongerwinter geboren, op 18 februari 1945, op de dag af zes jaar na Lida. Vader Kropveld kwam zwaar beschadigd uit de oorlog, vertelt Jetty. “Er kon thuis eigenlijk niet over gepraat worden. Dan was hij in een depressie terechtgekomen of had hij een driftbui gekregen.”
Pas na zijn overlijden kon Jetty Kropveld er met haar moeder over praten. Gesprekken die ze opnam op casettebandjes. “Toen sprak mijn moeder voor het eerst met emotie. Het was hartstikke ontroerend. Ze wilde er graag over vertellen. Daarna is Lida eigenlijk pas weer gaan leven.”
Jetty Kropveld las vanochtend bij de herdenking van de ontruiming van de instelling de namen voor van Lida en andere slachtoffers. Van sommigen werd de naam voor het eerst voorgelezen, omdat pas recent bekend werd wat hun lot was.
Schoolklassen fatsoenlijk ontvangen
Om 20.45 uur, het tijdstip waarop de nazi’s in 1943 Het Apeldoornsche Bosch binnenvielen, wordt het vernieuwde herinneringscentrum geopend.
Om het bestaande pand, waar de onderdirecteur-pedagoog woonde, is een nieuw, glazen gebouw geplaatst. “Deze L-vorm omarmt als het ware het oude pand”, vertelt Johan Kruithof van stichting Herinneringscentrum Apeldoornsche Bosch.
“Nu kunnen we met name schoolklassen fatsoenlijk ontvangen, films laten zien en met ze in gesprek gaan. Deze tijd vraagt erom jongeren te helpen nadenken: hoe kunnen we omgaan met tegenstellingen in de samenleving?”