NOS Nieuws•
-
Dik Verkuil
redacteur Online
-
Dik Verkuil
redacteur Online
Van de Amerikaanse president Jimmy Carter is wel gezegd dat hij beter was als mens dan als politicus. Of dat beeld klopt of niet, zeker is dat hij in 1976 tot president werd gekozen omdat hij zich presenteerde als buitenstaander in de politiek.
Vandaag overleed hij, 100 jaar oud. Hij leefde na zijn aftreden nog 44 jaar, langer dan welke andere Amerikaanse oud-president ook.
De overwinning van Carter maakte duidelijk dat de Amerikanen het na het Watergateschandaal hadden gehad met het establishment in Washington. De joviale pindaboer met de grote glimlach stond voor een meer volkse politiek, zonder het wantrouwen en cynisme uit de Nixon-jaren.
Maar vier jaar later gold de Democraat als een zwakke president. Bij de presidentsverkiezingen van 1980 leed Carter een verpletterende nederlaag tegen Republikein Ronald Reagan en werd daarmee de eerste president sinds 1932 die geen tweede termijn kreeg.
Nobelprijs
Na zijn presidentschap kwam alsnog de waardering. Hij zette zich in voor democratie, mensenrechten en het bestrijden van ziektes en ander menselijk leed. Onvermoeibaar reisde hij de wereld over om waarnemer te zijn bij verkiezingen en om te helpen bij het oplossen van conflicten.
In 2002 kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede, voor zijn bemiddeling tussen Israël en Egypte, maar ook voor de activiteiten die hij na zijn presidentschap had ondernomen.
Pindaboer
James Earl Carter werd op 1 oktober 1924 geboren in Georgia. Hij diende bij de marine, maar keerde na de dood van zijn vader in 1953 terug naar diens boerderij. Hij bouwde het familiebedrijf uit tot een grote pindaboerderij.
Terwijl de zwarte bevolking in het zuiden streed voor gelijke rechten, ging Carter de politiek in. Namens de Democratische Partij werd hij in 1962 gekozen in de senaat van Georgia.
I’ll never tell a lie to the American people!
In 1970 lukte het hem om gouverneur te worden en in 1976 verraste Carter vriend en vijand door de Democratische voorverkiezingen in Iowa te winnen. Zijn overwinning was zo onverwacht dat het verhaal ging dat zelfs zijn moeder niet had geweten dat hij president wilde worden. Toen hij het haar vertelde, zou zij verbaasd hebben gevraagd: “Van wat dan?”
In werkelijkheid was hij al jaren met zijn nationale ambities bezig. In 1972 al had hij geprobeerde running mate te worden van de Democratische presidentskandidaat George McGovern.
Zijn campagne van 1976 was professioneel georganiseerd. Hij verwierf de steun van de massamedia. Tegelijk wekte hij de indruk dat hij met zijn eenvoud en eerlijkheid heel anders was dan de gevestigde politici. “I’ll never tell a lie to the American people!”, zo beweerde de pindaboer uit het zuiden. Nadat hij zijn aanvankelijk bekendere Democratische rivalen had verslagen, won Carter ook van de Republikeinse president Ford.
Ook bij zijn inauguratie liet Carter zien dat hij het anders zou doen dan zijn voorgangers. In plaats van te rijden liep hij de route van het Capitool naar het Witte Huis, hand in hand met zijn vrouw Rosalynn. Hun 9-jarige dochter Amy huppelde eromheen.
Carter had het tij niet mee. Na de ongebreidelde economische groei van de jaren 1945-1973 kreeg de VS te maken met stijgende olieprijzen en een hoge werkloosheid. Het lukte hem maar niet om die problemen overtuigend het hoofd te bieden.
In de buitenlandse politiek boekte hij wel succes, toen hij in het presidentiële buitenverblijf Camp David de Egyptische president Sadat en de Israëlische premier Begin persoonlijk wist over te halen om een vredesakkoord te tekenen.
Maar de relatie met de Sovjet-Unie liep stuk. Carter sloot met Sovjet-leider Brezjnev nog wel een akkoord over verdere vermindering van de strategische kernbewapening (SALT II), maar de spanningen met de Sovjet-Unie waren toen al aan het toenemen. Met zijn moralisme en gehamer op de mensenrechten wekte Carter het wantrouwen van de Sovjet-leiders.
Doodsteek
Dieptepunt van Carters presidentschap was de bezetting van de Amerikaanse ambassade in Teheran. In 1979 grepen de ayatollahs in Iran de macht. Toen Carter de sjah toestemming gaf om voor medische behandeling naar New York te komen, bezetten boze sjiieten op 4 november 1979 de Amerikaanse ambassade in Teheran. Ze eisten uitlevering van de sjah. 52 Amerikanen zaten vast.
Een mislukte reddingsoperatie, die het leven kostte aan acht Amerikanen, betekende de doodsteek voor Carters presidentschap. De gijzeling van het Amerikaanse ambassadepersoneel, die 444 dagen zou duren, werd het symbool van Amerika’s machteloosheid onder zijn leiding.
Bij de verkiezingen van november 1980 verloor Carter in 44 van de 50 Amerikaanse staten van Ronald Reagan en voor het eerst sinds 1952 verloren de Democraten de meerderheid in de Senaat. Als ultieme belediging liet Iran de gijzelaars vrij een paar uur na de inhuldiging van Reagan.
Carter keerde terug naar zijn pindaboerderij, waar hij werd geconfronteerd met een miljoenenschuld: het gevolg van mismanagement.
Maar in de ruim dertig jaar na zijn presidentschap oogstte hij respect en bewondering door zijn tomeloze inzet als mensenrechtenactivist waarvoor hij de hele wereld afreisde. Ook publiceerde Carter bijna dertig boeken en overleefde hij kanker.
Tot het einde van zijn leven bouwde hij mee aan huizen voor armen en gaf hij les op een zondagsschool. Daarom werd Jimmy Carter de beste oud-president van de Verenigde Staten genoemd.