NOS Nieuws••Aangepast
Het onderzoek naar oud-Kamervoorzitter Khadija Arib was rechtmatig. Dat oordeelt de rechtbank in Den Haag in de zaak die Arib had aangespannen vanwege een rapport over grensoverschrijdend gedrag. Het oud-Kamerlid vindt dat het presidium, de dagelijkse leiding van de Tweede Kamer, dat onderzoek in 2022 niet had mogen instellen.
Maar volgens de rechtbank had de Tweede Kamer juist de plicht als werkgever om de signalen over een onveilige werkomgeving, die het presidium had ontvangen, “op feitelijke juistheid te onderzoeken”. De rechtbank zegt ook dat het onderzoek vervolgens “volgens de daarvoor geldende regels is uitgevoerd”.
Arib laat via haar advocaat Geert-Jan Knoops weten dat ze in hoger beroep gaat. Knoops spreekt van “een gevaarlijk precedent (…) waarin volksvertegenwoordigers vogelvrij verklaard kunnen worden op basis van anonieme beschuldigingen”. Volgens de advocaat wordt hiermee de democratische rechtsorde geraakt.
Diverse incidenten
Het presidium, dat bestaat uit Tweede Kamerleden van verschillende partijen, zei ruim een jaar geleden dat Arib zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van een sociaal onveilige werkomgeving. Het presidium trok die conclusie uit een samenvatting van een rapport van onderzoeksbureau Hoffmann. Overigens spraken de onderzoekers zelf niet van een onveilige werkomgeving; wel beschreven ze diverse incidenten.
Het onderzoek naar Arib werd in 2022 ingesteld na klachten in twee anonieme brieven aan de destijds nieuwe Kamervoorzitter, Vera Bergkamp, de opvolger van Arib. Arib sprak van een “politieke dolksteek” en stapte kort daarna op als PvdA-Kamerlid.
Anonieme klagers zeiden, onder meer in de brieven, dat Arib zich structureel bemoeide met de ambtelijke organisatie. Tien mensen zeiden dat ze hen bovendien soms met stemverheffing toesprak. Volgens de onderzoekers liet Arib zich daar niet op aanspreken en weigerde ze achteraf excuses aan te bieden.
De onderzoekers concludeerden overigens ook dat niet alle klachten over Arib kloppen. Zo zijn er geen ambtenaren ontslagen na valse beschuldigingen van Arib. Ook zijn er geen ambtenaren vertrokken vanwege haar gedrag. Vijftien van de negentien door Hoffmann ondervraagde betrokkenen hadden ook een positief oordeel over Arib.
Bijzondere hoedanigheid
De voormalig Kamervoorzitter, die de functie tussen 2016 en 2021 bekleedde, spande de rechtszaak aan in de hoop dat het onderzoek onrechtmatig wordt verklaard. Haar advocaat betoogde in oktober in de rechtszaal verder dat zowel het dagelijks bestuur van de Kamer als de ambtelijke leiding geen onderzoek hadden mogen laten instellen naar een Kamerlid. Daarmee zou het hele onderzoek ondeugdelijk zijn.
De rechtbank oordeelt hierover dat de plicht van de Tweede Kamer als werkgever om signalen te onderzoeken niet vervalt “als een onderzoek mede gericht is op iemand met een bijzondere hoedanigheid, zoals een onafhankelijk Kamerlid”. Daarbij was Arib als Kamervoorzitter niet zomaar een Tweede Kamerlid. Haar voorzitterschap betekende een “te onderscheiden rol met takenpakket”.
Wel hadden de opdrachtgevers en de onderzoekers een zorgplicht naar Arib, maar daar hebben ze aan voldaan, vindt de rechtbank. Uit die plicht vloeide bijvoorbeeld voort dat de reputatie van Arib niet onnodig moest worden beschadigd en dat is volgens de rechtbank dus ook niet gebeurd.
Niet verweren
Arib zei in oktober dat ze zich niet kan verweren tegen de aantijgingen in de brieven, omdat ze niet weet wie de afzender is en omdat niet duidelijk is wat de inhoud van de brieven precies is. Knoops zei daarbij dat Arib lang de deur heeft opengehouden voor medewerking, maar dat ze lang niets had gehoord. Advocaten van de Tweede Kamer en hoogleraren die bij het onderzoek betrokken waren, weerspraken dat.
De rechtbank gaat mee in die laatste lezing. Arib heeft voldoende kans gehad om kennis te nemen van de opzet en planning van het onderzoek en de verwijten aan haar adres. “Ook kreeg ze voldoende mogelijkheden om haar zienswijze te geven op het onderzoek en om te reageren op die verwijten en op de voorlopige onderzoeksresultaten.”
Het presidium, dat inmiddels wordt geleid door Kamervoorzitter Martin Bosma, heeft kort gereageerd op de uitspraak. “Het is goed dat er nu duidelijkheid is”, schrijft Bosma.
Nog een zaak
Later vandaag speelt in de rechtbank in Den Haag ook een andere zaak rond het onderzoek naar Arib. Een medewerker van het presidium (geen Kamerlid dus, maar een ambtenaar) wordt vervolgd voor het schenden van het beroepsgeheim. De vrouw wordt ervan verdacht dat ze in september 2022 naar de pers heeft gelekt dat het presidium een onderzoek wilde instellen. Dat bericht kwam naar buiten voordat Arib op de hoogte was gesteld.
Vandaag is er een regiezitting. Dat betekent dat de zaak nog niet inhoudelijk wordt behandeld.