NOS Nieuws•
De twee verdachten van de kunstroof in het Drents Museum hebben het aan zichzelf te wijten dat hun identiteit geopenbaard werd, zegt minister Van Weel van Justitie en Veiligheid. Volgens de minister hadden ze de keuze om te vertellen waar de kunstschatten zijn óf hun namen en foto’s online te laten zetten.
“De politie weet dat ze aanwezig zijn geweest in het museum. Als ze dan niet willen vertellen waar deze schatten zijn, dan is dit een van de methodes om te kijken of de rest van de bevolking deze mensen wel heeft gezien”, zegt Van Weel.
Gisteren deelde de politie foto’s en namen van twee van de gearresteerde verdachten, zonder dat hun gezicht onherkenbaar was gemaakt. Doorgaans is de politie hier erg terughoudend mee.
De politie moet namelijk aantonen dat er sprake is van een zwaarwegend algemeen belang, zoals de openbare veiligheid, om de identiteit van verdachten openbaren. Het Openbaar Ministerie moet hiermee instemmen. Het OM laat in een verklaring weten dat er sprake moet zijn van een verdenking voor een strafbaar feit waar minimaal acht jaar gevangenisstraf op staat.
Tijdsdruk
De tijdsdruk om de kunstschatten terug te krijgen, speelde bij het besluit een grote rol, zegt de minister. “Want als ze op weg zijn naar het buitenland, elders of vernietiging, dan telt elke seconde.”
Van Weel ontkent dat de Roemeense autoriteiten hebben erop aangedrongen om de gegevens te openbaren. “Er werd niet aangedrongen op extra actie.”
Volgens de minister is de roof “een enorme klap” voor Roemenië. Hij wil dan ook benadrukken dat er niet bagatelliserend over “een gouden helm” gesproken moet worden. “Dit zijn geen huis-tuin-en-keukeninbraken, dit heeft cultuur-historische waarde.”
Er is hierdoor wel internationale druk, erkent Van Weel. “Het is aan politici om de internationale druk af te vangen, zodat de politie en het OM hun werk kunnen doen.”