NOS Nieuws•
-
Joëlle van Loo
Redacteur Online
-
Joëlle van Loo
Redacteur Online
“Ik heb niet vaak een museum kunnen binnenstappen en deze geschiedenis echt kunnen zien en voelen.” Dat vertelt Mustafa Abbas (27) in het Amsterdamse Verzetsmuseum voorafgaand aan de opening van een tentoonstelling over verzet in de voormalige koloniën Indonesië, Suriname en de Caribische eilanden.
In die presentatie is de rode draad voor het eerst de invloed die de Tweede Wereldoorlog had op antikoloniale sentimenten. Met dertig verschillende verhalen wil het Verzetsmuseum die kant van de oorlogsgeschiedenis belichten. Vandaag opent burgemeester Halsema de vernieuwde tentoonstelling, vanaf morgen is die toegankelijk voor het publiek.
Bij het vernieuwen riep het museum de hulp in van “deskundige meelezers”, vertellen conservator Karlien Metze en museumdirecteur Liesbeth van der Horst tijdens de rondleiding voor de pers. “Zij brachten belangrijke nuances aan en dachten mee over de terminologie. Hun deskundigheid ging vaak gepaard met een achtergrond in een voormalige kolonie”, zegt Metze.
Van rebel naar vrijheidsstrijder
“De zoektocht naar dit verleden moest ik zelf beginnen”, vertelt Abbas. Hij doet al jarenlang onderzoek naar het Indonesische perspectief op de koloniale geschiedenis. Zijn opa’s vochten beiden tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) tegen de eeuwenlange Nederlandse uitbuiting.
Dat deden ze onder meer als bambu runcing-soldaten op Sumatra en Java. Dat waren de soldaten die met bamboestokken het Nederlandse bewind aanvielen. Later voegden zij zich bij het Indonesische leger TNI.
Hoe die verhalen van Abbas’ opa’s aansluiten op die uit de tentoonstelling, legde hij uit in het NPO Radio 1-programma Nieuws en Co. “Toen ik op de HAVO geschiedenis kreeg over de politionele acties, had ik wel vaak discussies met mijn docent,” vertelt hij. “Het ging in de geschiedenisboeken over terroristen en rebellen. Mijn opa’s waren geen terrorist, maar vrijheidsstrijder.”
Tijdens het bezoek aan de expositie bekijkt Abbas de beelden aandachtig. In de expositiezaal is in een donkere ruimte een regenachtig landschap op de wanden geprojecteerd. Hier zijn de verhalen te zien en horen over de overzeese gevolgen van de oorlog. Groot is de zaal niet, vindt Abbas. “Is dit het hele verhaal?”, vraagt hij zich hardop af.
Metze en Van der Horst leggen uit dat het een dilemma was: het verhaal over de impact van de Tweede Wereldoorlog op de voormalige Nederlandse koloniën is lang, maar de beschikbare ruimte beperkt. De ambitie om ooit uit te breiden is er wel, aldus Metze. Desalniettemin noemt zij de tentoonstelling “goed gelukt”.
Abbas vindt het een verademing dat er nu aandacht voor is. “Ondanks dat het maar een deel is van een veel groter ongehoord verhaal”, zegt hij.
Volgens hem werd het tijd dat Nederland die verhalen ging opzoeken en vertellen. “Deze geschiedenis mag niet zomaar verdwijnen en de tijd tikt. De laatste kansen om mensen te spreken die de pijn en het leed van dichtbij zagen, wil ik gegrepen hebben. Zo lang hebben we niet meer om hen te spreken.”
Collectief besef
Abbas vindt de tentoonstelling een stap vooruit, in het bijzonder voor de kennis van jongeren. “Dit is niet alles wat er is gebeurd, maar het is beter dat je als jongere van ‘iets’ afweet, dan dat er helemaal niets aan je wordt verteld.” Hij hoopt dat een bezoek aan het museum jongeren zal prikkelen om thuis verder onderzoek te doen.
“Het idee dat kolonialisme iets goeds teweeg heeft gebracht, overschaduwt nog vaak de duistere kant van het verhaal”, zegt Abbas. “Het ‘maar wij hebben alle wegen daar gebouwd’-gesprek heb ik vaak moeten voeren.”
Abbas sluit zijn bezoek af met een wens: “Ik hoop dat er op den duur een collectief besef ontstaat dat er heel veel leed heeft plaatsgevonden onder mensen die zich van het koloniale regime los moesten vechten. Ik zou willen dat Nederland ook hen gaat zien als belangrijke helden, net zoals we nu naar Nederlandse verzetshelden kijken.”